Pdf downloaden
Pdf downloaden
Auto's met automaat bieden veel voordelen, zowel voor beginnende als ervaren chauffeurs. Ze zijn eenvoudiger te bedienen dan handgeschakelde versnellingsbakken en ze bieden meer comfort op langere afstanden. In dit artikel leggen we je uit hoe je een automaat bedient, maar onthoud: voordat je kunt gaan rijden moet je een geldig rijbewijs hebben en een goed begrip hebben van alle geldende verkeersregels.
Stappen
-
Stap in de auto. Gebruik de sleutel om de deur te openen en ga op de chauffeursstoel zitten.
-
Pas de auto aan aan jouw behoeften. Stel de stoel zo in dat je overal goed bij kan en goed uit alle ramen kunt kijken. Pas de spiegels zo aan dat je goed zicht hebt op wat er achter en naast de auto is. Controleer waar de dode hoek zich bevindt zodat je precies weet waar je moet kijken als je de bocht omgaat of van rijbaan wisselt.
-
Identificeer alle bedieningsknoppen- en pedalen. Het is heel belangrijk dat je van tevoren goed weet waar het gaspedaal en het rempedaal zitten, waar de pook zit voor de verschillende rijstanden en hoe je het licht en de ruitenwissers bedient.
- De gas- en rempedalen zitten onderaan, bij je voeten. Het rempedaal is het linkerpedaal en het gaspedaal is het rechterpedaal.
- Je stuurt met het grote wiel voor je. Als je aan het stuur draait draaien de voorwielen van de auto.
- Aan de stuurkolom zit (meestal aan de linkerkant) een kleine pook met drie standen: een rustpositie en posities naar onder en naar boven. Dit is je richtingaanwijzer. De bediening van de koplampen zit meestal aan de linkerkant van het stuur, zoek naar een grote knop op het dashboard.
- De pook om de verschillende rijstanden mee te selecteren zit meestal tussen de stoelen van de chauffeur en de bijrijder. Bij Amerikaanse auto's zit de pook soms aan de rechterkant van het stuur, aan de stuurkolom. Naast de standen staan een aantal letters en een aantal cijfers. De letters zijn meestal "P", "D", "N" en "R".
-
Doe je veiligheidsgordel om. Zorg dat jij en je passagiers te allen tijde een gordel dragen in de auto.Advertentie
-
Start de auto. Doe je rechtervoet op het rempedaal en druk het in. Steek de sleutel in het contact en draai met de klok mee om de auto te starten.
-
Selecteer de juiste rijstand. Hou je voet op het rempedaal en zet de pook in de "Drive"-stand (naar voren rijden). Deze stand wordt gemarkeerd met een "D", op je dashboard zie je nu waarschijnlijk een "D" oplichten.
- Bij poken die aan de stuurkolom zijn bevestigd trek je de pook eerst naar je toe voordat je de pook naar boven of naar beneden beweegt voor de juiste stand.
- Bij een pook die tussen de stoelen zit moet je meestal eerst de knop aan de zijkant indrukken om de pook naar een andere stand te kunnen bewegen.
-
Maak de handrem los. De handrem is een hendel tussen de twee stoelen of een pedaal helemaal links op de grond. Bij een pedaal moet je soms eerst een hendel erboven ontgrendelen, bij een hendel tussen de stoelen moet je vaak eerst een knop bovenop de hendel indrukken.
-
Kijk om je heen. Kijk goed om de auto heen, bekijk ook goed de dode hoeken, controleer of er bewegende objecten of personen in de buurt van de auto zijn. Maar hou je ogen vooral gericht op de richting waarin je gaat bewegen.
-
Begin voorzichtig te rijden. Laat langzaam het rempedaal los, dan begint de auto vanzelf te bewegen. Haal je voet van het rempedaal en gebruik dezelfde voet om een eventueel een beetje gas bij te geven door het gaspedaal in te drukken, dan gaat de auto sneller rijden. Je hoeft nu niet meer te schakelen, het maakt niet uit hoe hard je rijdt, het schakelen gebeurt automatisch.
-
Draai aan het stuur om de auto naar een kant te sturen. In de D-stand draai je het stuur naar links om de auto naar links te sturen en naar rechts om de auto naar rechts te sturen.
-
Gebruik het rempedaal om de auto af te remmen of te stoppen. Haal je rechtervoet van het gaspedaal en plaats het op het rempedaal. Als je het rempedaal zachtjes indrukt ga je iets minder hard. Als je het rempedaal ineens volledig intrapt maak je een noodstop. Als je weer wilt gaan rijden verplaats je je rechtervoet weer naar het gaspedaal.
-
Parkeer de auto. Als je op de plaats van bestemming bent aangekomen stop je de auto met het rempedaal, en zet je de pook vervolgens terug in de P-stand. Zet de motor uit door de contactsleutel tegen de klok in te draaien. Vergeet niet om je koplampen uit te zetten en de handrem aan te trekken voordat je uitstapt.Advertentie
-
Rij achteruit. Als je achteruit wilt rijden moet je er eerst voor zorgen dat de auto helemaal stilstaat. Als je stilstaat kun je de pook in de R-stand zetten ("reverse", oftewel achteruit). Kijk voordat je gaat rijden goed om je heen en vooral goed achter je. Laat het rempedaal voorzichtig los en verplaats je voet naar het gaspedaal.
- De auto stuurt nu in tegenovergestelde richting; als je het stuur naar links draait gaat de auto naar rechts terwijl je achteruit rijdt.
-
Gebruik de N-stand ("neutral" oftewel neutraal). Deze stand gebruik je alleen wanneer je de snelheid van de auto niet hoeft te regelen, dus je gebruikt de N-stand nooit tijdens het rijden. De stand kun je gebruiken als je eventjes parkeert en de auto stationair draait, of wanneer je gesleept wordt.
-
Gebruik de lagere versnellingen. De versnellingen die gemarkeerd zijn met "1", "2" en "3" zijn de lagere versnellingen. Deze standen kun je gebruiken om op je motor af te remmen, bijvoorbeeld als je van een steile helling af rijdt. Als je bijvoorbeeld in de bergen rijdt is dat beter voor je remmen. Stand "1" gebruik je alleen als je heel langzaam van een steile helling afrijdt. Je hoeft niet te stoppen met rijden als je wisselt tussen de standen "1", "2", "3" en "D".Advertentie
Tips
- Kijk regelmatig in je spiegels.
- Rijd altijd voorzichtig en houd je omgeving goed in de gaten als je een auto bestuurt.
- Bedien nooit de twee pedalen met twee voeten. Gebruik altijd je rechtervoet voor zowel het gaspedaal als het rempedaal, houd je linkervoet op de grond.
- Druk de pedalen voorzichtig en geleidelijk in
- Let goed op de verkeersborden en verkeerslichten.
Advertentie
Waarschuwingen
- Houd altijd je ogen op de weg; gebruik nooit je telefoon tijdens het rijden.
- Ga nooit rijden na het drinken van alcoholhoudende dranken.
- Houd je aan de verkeersregels en rijd niet zonder rijbewijs.
- Doe je auto op slot als je de auto ergens geparkeerd hebt.
Advertentie
Advertentie