De zweepsteek gebruiken

Bijdragen van Margo West

De zweepsteek is een eenvoudige steek die zowel bij het naaien als bij het haken wordt gebruikt. In beide gevallen wordt de steek meestal gebruikt om twee afzonderlijke stukken materiaal met platte randen aan elkaar te naaien. Bij gehaakte werken is de zweepsteek bijna onzichtbaar. Bij genaaid werk is de steek beter zichtbaar, maar kan hij worden verborgen. ^{[1]
X
Bron}

Methode 1

Methode 1 van 2:

Naaien

Pdf downloaden

1
Rijg de naald in. Steek een uiteinde van de draad in je naainaald en trek de draad tot halverwege erdoor. Knoop beide uiteinden aan elkaar.
- Als je de zweepsteek wilt camoufleren, gebruik dan garen met een bijpassende kleur. Als je de zweepsteek wilt laten opvallen, gebruik dan garen met een contrasterende kleur.
- Borduurgaren werkt goed voor deze steek, maar elk dik garen kan worden gebruikt.
- Om de knoop te leggen, maak je je wijsvinger vochtig. Wikkel de draad eenmaal rond je wijsvinger. Gebruik vervolgens je duim om de draad van je vinger te duwen en draai hem daarbij in de knoop. Trek tenslotte aan het uiteinde van de draad om de knoop vast te trekken. ^{[2]
  X
  Bron}
2
Leg twee stukken stof op elkaar. Zorg ervoor dat de randen die je van plan bent aan elkaar te naaien precies op elkaar liggen. De kanten van de stof die je als achterkant wilt gebruiken, moeten naar buiten liggen, zodat ze tijdens het proces zichtbaar zijn. Het garen dat je hier gebruikt zal zichtbaarder zijn.
- Speld of rijg de lagen aan elkaar om ze op hun plaats te houden.
3
Steek je naald omhoog door de bovenste laag stof. Terwijl je de twee lagen stof van de zijkant bekijkt, steek je de naald door de onderkant van de bovenste laag, zonder de onderste laag mee te nemen.
- Begin je steek ongeveer 3 mm van het uiteinde. ^{[3]
  X
  Bron} Houd er ook rekening mee dat elke steek die je maakt ook 3 mm van je genaaide rand verwijderd moet zijn.
- Door alleen door de bovenste laag te prikken, trek je de knoop tussen de twee lagen, waardoor deze aan het zicht wordt onttrokken.
4
Steek je naald omhoog door beide lagen stof. Cirkel de naald rond de onderste laag stof en prik door de stof direct onder het eerste gaatje. Steek de naald recht door beide lagen stof en zorg ervoor dat hij bijna op dezelfde plek uitkomt als de eerste halve steek.
- Dit is je eerste volledige steek, omdat het beide lagen met elkaar verbindt.
- Als je klaar bent met deze stap, moet de draad rond de randen van beide lagen gewikkeld zijn in een gelijkmatige steek, die een lus vormt rond de buitenkant van de stof. ^{[4]
  X
  Bron}
- Zorg ervoor dat de steek stevig zit, maar niet zo strak dat de stof gaat opbollen.
5
Breng de naald weer schuin omhoog door beide lagen. Breng de naald terug naar de onderkant van de stof en steek hem door beide lagen stof omhoog. Houd de naald onder een hoek zodat hij ongeveer 3 mm van de eerste steek uit de stof tevoorschijn komt.
- Deze tweede steek zal in wezen de eerste steek bedekken.
- Trek de draad strak. Als je klaar bent, moet je slechts één steek kunnen zien, maar de draad moet uit de stof komen op een lege plek naast de steek.
- Elke steek moet ongeveer 3 mm elkaar en van de rand van de stof liggen, zodat alle steken evenwijdig aan elkaar liggen. ^{[5]
  X
  Bron}
6
Maak nog een hoeksteek door beide lagen. Plaats de naald onder de onderkant van de stof. Steek de naald omhoog in beide lagen stof, en begin net onder de plek waar de draad omhoog komt. Houd de naald onder een hoek zodat hij door de bovenkant eruit komt, nog eens 3 mm van de vorige steek af.
- De steek zelf moet er echter niet hoekig uitzien. Hij moet recht op en neer lopen over de rand, parallel aan de eerste steek. ^{[6]
  X
  Bron}
7
Herhaal het patroon indien nodig. Ga door met het maken van steken die de vorige steek nabootsen. Haal de naald omhoog door beide lagen, beginnend op een punt onder de vorige steek en eindigend op 3 mm afstand. Doe dit tot je het einde van de rand hebt bereikt.
- Weet dat de meeste steken dit patroon volgen, maar de laatste hele en halve steek zijn anders en komen overeen met de steken die je aan het begin van het proces maakte.
Voor je laatste volledige steek, steek je de naald door de onderste laag en trek je hem recht omhoog door beide lagen stof, in plaats van schuin te stikken. Deze steek moet ook weer 3 mm van de rand van de stof vandaan worden gemaakt, net zoals de eerste steek.
9
Maak een halve steek tussen de lagen. Steek de naald weer omhoog door de onderste laag, op dezelfde plek als de vorige steek. Haal de draad echter alleen door de onderste laag heen, en niet door de bovenste laag.
- In deze stap spiegel je de eerste halve steek die je aan het begin van het proces hebt gemaakt. Deze steek wordt verborgen tussen beide lagen stof. ^{[7]
  X
  Bron}
10
Maak een afwerkknoop. Haal de naald door de achterkant van de laatste steek die je hebt gemaakt. Trek de lagen iets uit elkaar om de achterkant van je steken te onthullen. Open de stukken stof als twee bladeren van een boek. Haal de naald door de laatste steek, zodat er een losse lus ontstaat. Rijg de stof er weer omheen en draai hem om de oorspronkelijke lus heen. Trek de draad dan strak aan. ^{[8]
X
Bron}
- Deze knoop moet ook tussen de twee lagen stof worden verborgen.
- Na het leggen van de knoop, knip je de draad af om hem vrij te maken van de naald. Knip draad kort af, zodat die niet zichtbaar is vanaf de voorkant.
Trek de twee lagen voorzichtig uit elkaar, zodat de steken gelijkmatig plat tegen de stof komen te liggen. Met deze stap is het proces voltooid. ^{[9]
X
Bron}

Advertentie

Methode 2

Methode 2 van 2:

Haken

Pdf downloaden

1
Zoek een nieuw stuk garen of laat een deel van het oorspronkelijke haakwerk over. In het ideale geval heb je al een restje garen over van het haakwerk. Zo niet, knoop dan een nieuwe draad aan de onderste steek van een rand.
- Het garen dat je voor deze steek gebruikt, moet drie tot vier keer langer zijn dan je afgewerkte rand. ^{[10]
  X
  Bron}
- Gebruik dezelfde kleur garen als een of beide stukken haakwerk die je van plan bent samen te voegen. In tegenstelling tot de zweepsteek die bij naaien wordt gebruikt, is de zweepsteek die bij haken wordt gebruikt bedoeld om veel minder zichtbaar te zijn, dus zal je de steek meestal verder willen verbergen door een van de kleuren te gebruiken die al in het patroon zitten.
2
Rijg je garennaald in. Steek het garen door het oog van je garennaald. Knoop de uiteinden van het garen niet aan elkaar. Haal minstens 3 tot 10 cm garen door het oog van de naald. Je hebt dit lange begingedeelte nodig om ervoor te zorgen dat de naald gedurende het hele proces geregen blijft.
- Je moet ook deze lengte van het garen dat niet gebruikt wordt in de gaten houden terwijl je de zweepsteek maakt. Als het te kort begint te worden, trek dan een beetje meer garen door het oog van de naald, om te voorkomen dat het eruit valt. Mocht het garen er tijdens het proces uitvallen, rijg het dan gewoon opnieuw in.
3
Zorg dat de twee stukken haakwerk op één lijn liggen. Zorg ervoor dat de twee randen die je aan elkaar gaat naaien precies pas naast elkaar liggen.
- De achterzijden van beide delen moeten tijdens dit proces naar buiten wijzen.
Haal de naald omhoog door de voorste lus op de rand van het ene haakwerk door de achterste lus van de rand van het andere haakwerk, maar nog niet ingeregen.
5
Cirkel terug door dezelfde lussen. Haal het garen terug door de laatste twee lussen. Trek het garen strak om een knoop te maken om de stukken strak bij elkaar te houden. ^{[11]
X
Bron}
- Het garen moet strak genoeg worden aangetrokken om de twee stukken haakwerk goed samen te trekken. Trek het echter niet te strak aan, omdat dit kan leiden tot plooien of soortgelijke vervormingen in je werk.
6
Ga naar de volgende lus. Steek de naald door de volgende lus van het bovenste haakwerk. Steek de naald vervolgens door de volgende lus van je tegenoverliggende rand. Het patroon moet eruit zien als een spiraal, die omhoog beweegt langs de rand van het haakwerk.
- Begin met het stuk haakwerk waarmee je garen verbonden is en eindig de steek door het tegenoverliggende haakwerk. ^{[12]
  X
  Bron}
- Je kunt het garen door één of twee lussen trekken op elk van de gehaakte stukken, afhankelijk van wat voor soort patroon je wilt. ^{[13]
  X
  Bron}
7
Herhaal indien nodig. Steek de naald door de volgende reeks lussen aan beide kanten, het garen strak strekkend door de reeks. Ga door met dit patroon, waarbij je telkens een reeks lussen naar boven haalt, totdat je het einde van beide randen hebt bereikt.
- Zorg ervoor dat elke steek door de voorste en achterste lussen van beide kanten gaat.
- Elke steek moet ongeveer even strak zitten als je eerste steek. De rand moet goed genoeg vastzitten zodat er geen ruimte tussen beide delen overblijft, maar laat de delen niet opkrullen terwijl je werkt. ^{[14]
  X
  Bron}
8
Leg een knoop. Wikkel het garen door de laatste lus van je tegenoverliggende rand en dan weer terug door dezelfde reeks lussen. Trek aan dit uiteinde en trek de lus dicht, waardoor een knoop ontstaat. ^{[15]
X
Bron}
- Weef de staart langs de achterkant van je haakwerk om hem te verbergen.
- Als je een overschot hebt dat langer is dan 2,5 cm, dan kun je er wat van afknippen.
Draai de samengevoegde delen om naar de voorkant. De zweepsteek zou aan de voorkant bijna onzichtbaar moeten zijn.

Advertentie