PDF download Pdf downloaden PDF download Pdf downloaden

Een intraveneuze (of kortweg 'infuus') lijn is één van de meest voorkomende, belangrijke hulpmiddelen in de moderne geneeskunde. Infusen stellen gezondheidszorgprofessionals in staat om via een klein buisje direct in de bloedbaan van de patiënt vocht toe te dienen, maar ook bloedproducten en medicatie. Hierdoor is snelle opname en exacte controle over de dosering van de toegediende stof mogelijk, wat essentieel is voor een breed scala aan medicijnen, waaronder het toedienen van vloeistof om uitdroging tegen te gaan, het toedienen van bloed aan een patiënt die snel en veel bloed verliest of het toedienen van antibiotica. Om een infuus aan te leggen moet je eerst opgeleid zijn als medisch professional. Bereid het aanleggen van het infuus voor, prik de ader aan en onderhoud het infuus voor de beste resultaten.

Deel 1
Deel 1 van 3:

Het starten van een infuus voorbereiden

PDF download Pdf downloaden
  1. Hoewel het starten van een infuus lang niet zo veel gedoe is als ingewikkeldere procedures, is het ook hierbij nodig dat hetzelfde basisniveau van voorbereiding en voorzorg als bij elke kleine medische ingreep in acht wordt genomen. Voordat je begint, moet je ervoor zorgen dat je alle instrumenten en apparatuur die je nodig hebt bij de hand hebt en je wilt er zeker van zijn dat alle materialen die met de patiënt in contact komen (met name de naalden) ongebruikt en steriel zijn. Om een gewoon infuus aan te leggen heb je het volgende nodig: [1]
    • Steriele wegwerphandschoenen
    • Juiste maat 'via de naald' infuuskatheter (meestal maat 14-25)
    • Zak met infuusvloeistof
    • Knelverband dat niet van latex is
    • Steriel verband
    • Gaas
    • Alcoholdoekjes
    • Medische tape
    • Bak voor scherpe voorwerpen
    • Steriel blad of papier (leg hier je kleine instrumenten op om ze dicht bij de hand te houden)
  2. Een belangrijk onderdeel van het aanleggen van een infuus is het jezelf voorstellen aan de patiënt en het uitleggen van de aanstaande procedure. Door met de patiënten te praten en deze basisinformatie te delen, stel je ze op hun gemak en ben je er zeker van dat ze niet verrast zullen worden door onderdelen van het proces. Verder weet je zo zeker dat je hun volledige instemming hebt om verder te gaan. Als je klaar bent, vraag de patiënt dan om te gaan liggen op de plek waar je het infuus toedient.
    • Als patiënten zenuwachtig zijn, kunnen hun aderen een beetje vernauwen, wat vasoconstrictie wordt genoemd. [2] Hierdoor wordt het aanleggen van een infuus lastiger, dus zorg ervoor dat je patiënt voordat je verdergaat zo ontspannen en comfortabel mogelijk is.
    • Je zou kunnen vragen of de patiënt in het verleden problemen met infusen heeft gehad. Als dat zo is, kan de patiënt misschien aangeven welke plekken het beste aan te prikken zijn.
  3. Vervolgens bereid je de infuusslangen voor door de infuuszak aan een standaard te hangen, waardoor de slangen zich met een zoutoplossing vullen en kijk je alles na op luchtbellen. Klem, indien nodig, de slangen af zodat er geen vloeistof op de vloer loopt. Zorg er, door er voorzichtig op te tikken en in te knijpen, voor dat er geen luchtbellen in de slangen achterblijven. Daarna moet er een gedateerde en ondertekende sticker op zowel de slangen als de zak aangebracht worden. [3]
    • Het injecteren van luchtbellen in de bloedbaan van een patiënt kan een ernstige aandoening veroorzaken die een embolie wordt genoemd.
    • Een makkelijke manier om luchtbellen uit infuusslangen te verwijderen is door de slang tot de volle lengte uit te rollen en de rolklep helemaal tot aan de druppelkamer te draaien. Prik daarna de infuuszak met de slangpin aan en knijp in de druppelkamer. Draai de rolklep op en laat de lijn los – er zou nu over de hele lengte vloeistof zonder luchtbellen in de slang moeten lopen.
  4. Normaal gesproken worden katheters over de naald waarmee de ader wordt aangeprikt geplaatst. Nadat de ader is aangeprikt, blijft de katheter zitten zodat je makkelijk bij de ader kunt. Katheters worden in verschillende maten aangeleverd. Hoe kleiner de maat, des te dikker is de katheter en des te sneller kan het medicijn worden toegediend of bloed worden afgenomen. Maar een dikkere katheter leidt ook tot pijnlijker prikken, dus het is belangrijk om geen katheter te gebruiken die dikker dan noodzakelijk is.
    • Over het algemeen heb je voor infusen een katheter met maat 14-25 nodig. Ga bij kinderen en ouderen voor katheters met een grotere maat (dunner), maar gebruik kleinere maten (dikker) als snelle transfusie nodig is.
  5. Het inbrengen van een infuus doorboort de huid en voert een vreemd instrument direct in de bloedbaan. Om het risico van een gevaarlijke infectie te vermijden, is het belangrijk dat je voordat je begint je handen goed wast en met een schone papieren handdoek droogt, dan je steriele handschoenen aantrekt voordat je instrumenten gebruikt of de patiënt aanraakt. Als de steriliteit van je handschoenen op enig moment niet meer intact is, doe ze dan uit en gebruik een nieuw paar – neem het zekere voor het onzekere. Hieronder vind je situaties waarin de meeste medische protocollen vereisen dat je je handschoenen wisselt: [4]
    • Voor het aanraken van de patiënt
    • Voor schone/niet-sceptische procedures (zoals het toedienen van infuusmedicatie)
    • Na procedures met een risico op blootstelling aan lichaamsvocht
    • Na het aanraken van de patiënt
    • Na het aanraken van de omgeving van de patiënt
    • Voordat je verder gaat naar een andere patiënt
  6. Hierna moet je een plek op de patiënt vinden waar je het infuus gaat inbrengen. Bij volwassen patiënten zijn de lange, rechte aderen in de armen, niet in de buurt van gewrichten en zo ver mogelijk van het lichaam het toegankelijkst. Bij kinderen zijn de hoofdhuid, hand of voet als infuusplek te prefereren boven een been, arm of elleboog. Hoewel elke toegankelijke ader gebruikt kan worden om een infuus te starten, kan je de dominante arm van de patiënt het beste vermijden. [5] Als bekend is dat je patiënt lastig aan te prikken aderen heeft, vraag dan naar de plekken waar het eerder wel is gelukt. Meestal weten patiënten met vroegere infuusproblemen precies waar hun aderen het beste aan te prikken zijn. Weet dat, ongeacht de aanwezigheid van aderen, je op sommige plekken geen infuus wilt aanbrengen. Dit zijn onder andere: [6]
    • Plekken waar het infuus in de weg zit bij een operatie
    • Op dezelfde plek als een eerder, recent infuus
    • Op een plek die tekenen van infectie vertoont (roodheid, zwelling, irritatie, enz.)
    • In een ledemaat aan dezelfde kant van het lichaam als en borstamputatie of een vasculaire bypass (omdat dit tot complicaties kan leiden)
  7. Om de ader die je hebt uitgekozen op te laten zwellen en zo gemakkelijk te kunnen aanprikken, gebruik je een knelverband achter (in de richting van de torso) de gekozen plek voor het infuus. Als je het infuus, bijvoorbeeld, op de veelgebruikte plek op de onderkant van de voorarm gaat prikken, zou je een knelverband halverwege de bovenarm kunnen zetten.
    • Maak het knelverband niet te strak – dit kan leiden tot blauwe plekken, met name bij ouderen. Het moet strak zitten, maar niet zo strak dat je er geen vinger meer onder krijgt.
    • Het slap naar beneden laten hangen van de ledemaat kan er samen met het aanbrengen van een knelverband voor zorgen dat de aderen prominenter worden door de bloedstroom in de ledemaat toeneemt.
  8. Als het lastig is om een goede ader te vinden, kan het helpen om de huid van de patiënt rondom de infuusplaats te palperen. Leg je vinger in de richting van de ader, en druk dan op de huid daarboven. Je zou de ader 'terug' moeten voelen duwen. Blijf met een verende beweging duwen voor ongeveer 20 tot 30 seconden. De ader moet nu zichtbaar groter zijn. [7]
Deel 2
Deel 2 van 3:

De ader aanprikken

PDF download Pdf downloaden
  1. Pak vervolgens een schoon alcoholdoekje (of gebruik en vergelijkbaar ontsmettingsmiddel zoals chloorhexidine) en breng dat aan op de huid van het gebied waarin het infuus zal worden aangebracht. Veeg voorzichtig maar grondig, en zorg ervoor dat er overal een laagje alcohol zit. Dit doodt de huidbacteriën, waardoor de kans op infectie als de huid wordt doorboord, zo klein mogelijk is. [8]
  2. Haal de katheter uit z'n steriele verpakking. Check even dat hij intact is en werkt. Druk op de kamer om zeker te zijn dat die strak is. Draai de katheterdop om zeker te weten dat die losjes op de naald zit, en let erop dat de naald niets aanraakt. Als alles er goed uitziet, kun je het inbrengen van de naald voor gaan bereiden.
    • Laat de katheter of de naald niet in contact komen met iets anders dan de huid van de patiënt op de plaats van het infuus. Dit kan de steriliteit in gevaar brengen en het risico op infectie vergroten.
  3. Gebruik de niet-dominante hand om de ledemaat van de patiënt te stabiliseren, waarbij je erop let dat je de infuusplaats niet direct aanraakt. Neem de katheter in je dominante hand en druk de naald (met de afgeschuinde kant omhoog) door de huid. Verminder de hoek waaronder je de naald inbrengt naarmate je verder in de ader komt – houdt een kleine hoek aan.
    • Kijk naar een terugloop van bloed bij de katheterdop. Hieraan kun je zien dat je de ader met succes hebt aangeprikt. Zodra je de terugloop ziet, druk je de naald een centimeter verder in de ader. [9]
  4. Een infuus inbrengen is precisiewerk – soms missen zelfs ervaren artsen of verpleegkundigen de ader in eerste instantie, vooral als de patiënt moeilijke aderen heeft. Als je de naald verder drukt en je ziet geen terugloop van bloed, leg dan aan de patiënt uit dat je mis hebt geprikt en het nog een keer gaat proberen. Blijf vriendelijk tegen de patiënt – dit kan een pijnlijk klusje zijn.
    • Als je de ader meerdere keren mist, verontschuldig je dan bij de patiënt, verwijder de naald en katheter en probeer het opnieuw op een andere ledemaat met een nieuwe naald en katheter. Het meerdere keren proberen aan te prikken van dezelfde ader kan voor de patiënt zeer pijnlijk zijn en blijvende blauwe plekken veroorzaken.
    • Je zou de patiënt kunnen geruststellen door uit te leggen waarom het niet werkte en ook iets zeggen als: 'Soms gebeuren deze dingen gewoon. Het is de schuld van niemand. De volgende keer zou het moeten lukken.' [10]
  5. Houd druk op de huid, trek de naald ( alleen de naald, niet de katheter) ongeveer 1 cm terug uit de ader. Druk de katheter langzaam in de ader terwijl je druk houdt op de ader en de huid. Als de canule helemaal in de ader zit, kun je het knelverband losmaken en de katheter vastzetten met een steriel verband of pleister (zoals Tegaderm) over de onderste helft van de katheterdop.
    • Zorg ervoor dat je niet de verbinding van de infuusslangen met je verband blokkeert.
  6. Houd de katheterdop vast met je duim en wijsvinger. Houd hem stevig in de ader. Trek met je andere hand voorzichtig de naald (en alleen de naald) uit de ader. Gooi de naald weg in een geschikte naaldencontainer. Verwijder vervolgens de beschermhoes van het uiteinde van de geprepareerde infuusslang en plaats deze voorzichtig in de katheterdop. Schroef het vast in de katheter en vergrendel op zijn plaats. [11]
  7. Bevestig tot slot het infuus tegen de huid van de patiënt. Plaats een stukje tape over de katheterdop, maak dan een lus in de katheterslang en plak die vast met een tweede stuk tape over het eerste stuk. Bevestig met een derde stuk tape het andere uiteinde van de lus boven de plaats van het infuus. Lussen in de slang plaatsen vermindert de belasting op de infuuskatheter, waardoor deze voor de patiënt comfortabeler te dragen wordt en minder snel per ongeluk uit de ader wordt getrokken.
    • Zorg ervoor dat er geen knikken in de lus zitten – dit kan de toevoer van vloeistoffen naar de bloedbaan verstoren. [12]
    • Vergeet niet om een etiket te plaatsen met de datum en het tijdstip waarop het infuusverband is aangebracht. [13]
Deel 3
Deel 3 van 3:

Een infuus onderhouden

PDF download Pdf downloaden
  1. Open de rollenklem op het infuus en zoek naar druppels die zich in de druppelkamer vormen. Controleer of het infuus in de ader infuseert door de ader te occluderen (door erop te duwen om de stroom te blokkeren) distaal van de plaats van het infuus (van de romp weg). De druppelstroom moet langzamer gaan en stoppen, en dan weer gaan stromen wanneer je stopt met het afsluiten van de ader.
  2. Infusen die voor langere tijd worden ingebracht lopen een groter infectierisico dan infusen die alleen voor een enkele operatie of procedure worden gebruikt. Om het risico op infecties te verminderen, is het belangrijk om het verband voorzichtig te verwijderen, de plaats van de infuus te reinigen en een nieuw verband op aan te brengen. Over het algemeen moeten transparante verbanden ongeveer elke week worden vervangen, terwijl gaasverband vaker moet worden vervangen omdat de infuusplek daardoor niet zichtbaar is. [14]
    • Vergeet niet om telkens wanneer je de infuusplaats van een patiënt aanraakt je handen te wassen en een nieuw paar handschoenen aan te trekken. Dit is vooral belangrijk wanneer je verband verschoont, omdat het gebruiken van langdurige infusen in verband gebracht wordt met een verhoogde mate van infectie. [15]
  3. Om een infuus te verwijderen sluit je eerst de rolklem om de vloeistofstroom te stoppen. Verwijder voorzichtig de tape en het verband om de katheterdop en de infuusplaats bloot te leggen. Plaats een schoon stuk gaas over de infuusplaats en oefen voorzichtig druk uit terwijl je de katheter er langzaam uittrekt. Instrueer de patiënt om het gaas op zijn plaats te houden om het bloeden te stoppen.
    • Misschien wil je het gaas op de prikplaats vastzetten met tape of verband, zoals Coban. Maar bij de meeste patiënten zal de bloeding bij lichte druk al snel stoppen, zodat dit niet echt noodzakelijk is.
  4. De naalden die werden gebruikt om een infuus te starten, kwalificeren als medische scherpe instrumenten en moeten onmiddellijk na gebruik in een goed gemarkeerde naaldencontainer worden geplaatst. Omdat naalden infectieus kunnen zijn en zelfs door bloed overgebrachte ziektes van persoon op persoon kunnen overbrengen als ze niet op de correcte manier worden gebruikt, is het heel belangrijk om ervoor te zorgen dat deze naalden niet met het gewone afval worden weggegooid, ook al weet je zeker dat de patiënt gewoon gezond is.
  5. Hoewel het aanleggen van een infuus over het algemeen een veilige procedures is, is er altijd een zeer kleine maar reële kans dat er complicaties zullen voortvloeien uit het infuus. Het is belangrijk om de meest voorkomende aanwijzingen voor infuus-complicaties te kennen om de patiënt de beste zorg te kunnen bieden en, indien nodig, te weten wanneer je de eerste hulp nodig hebt. Sommige infuus-complicaties (en hun symptomen staan hieronder: [16]
    • Infiltratie: doet zich voor wanneer vloeistof buiten de ader in het omliggende zachte weefsel wordt geïnjecteerd. Zal zwelling en een gladde, bleke huid in het getroffen gebied veroorzaken. Kan een klein of ernstig probleem zijn, afhankelijk van het medicijn dat wordt toegediend.
    • Hematoom: doet zich voor wanneer bloed uit de ader in het omliggende weefsel lekt, meestal nadat meer dan één aderwand per ongeluk is doorboord. Vaak gepaard met pijn, blauwe plekken en irritatie. Lost meestal binnen enkele weken op.
    • Embolie: komt voor na het injecteren van lucht in de ader. Vaak veroorzaakt door luchtbellen in de infuusslang. Vooral kinderen lopen risico. In ernstige gevallen veroorzaakt het problemen met ademhalen, pijn op de borst, blauwe huid, lage bloeddruk en zelfs een beroerte en een hartaanval.
    • Trombose en endarteritis: levensbedreigende aandoeningen die het gevolg kunnen zijn van een injectie in een slagader, in plaats van een ader. Kan leiden tot ernstige pijn, compartimentsyndroom (hoge druk op een spier leidend tot een zeer pijnlijk 'strak' of 'vol' gevoel), gangreen, motorische stoornissen en zelfs het uiteindelijke verlies van de ledemaat.

Tips

  • Noteer alles wat je tijdens het aanleggen van een infuus doet. Een goede administratie voorkomt onnodige klachten en rechtszaken.

Waarschuwingen

  • Probeer niet om een ader meer dan tweemaal te zoeken. Als je na de tweede keer geen ader kunt vinden met de naald, vraag dan om hulp van een andere technicus.
  • Controleer altijd het patiëntendossier voordat je een infuus aanlegt om er zeker van te zijn dat er geen specifieke instructies voor het individu gevolgd moeten worden.
  • Leg alleen een infuus aan als je een opgeleide medische professional bent.

Benodigdheden

  • Patiëntenkaart
  • Infuusstandaard
  • Infuuszak
  • Knelverband
  • Infuusklem
  • Tape
  • Handschoenen
  • Naald
  • Injectiespuit
  • Canule
  • Betadineoplossing (Of gebruik een wattenstaafje met chloorhexidine zoals ChloraPrep®)
  • Wattenstaafje
  • Kraanwater (handhygiëne)
  • Antiseptische zeep
  • Afvalbak voor medisch afval
  • Naaldencontainer

Over dit artikel

Deze pagina is 10.272 keer bekeken.

Was dit artikel nuttig?