Als je hebt besloten om gebarentaal te leren, een beetje of volledig, dan is de eerste stap het leren van het alfabet. Verschillende regio's gebruiken verschillende alfabetten, sommigen van hen uitgevoerd met één hand en sommigen met twee handen. Dit artikel richt zich op het ASL (American Sign Language) alfabet, dat wordt gebruikt in de Verenigde Staten, Canada, Maleisië, Duitsland, Oostenrijk, Noorwegen en Finland (met lichte variaties; zie de tips aan het eind van dit artikel). Als je eenmaal de tekens voor elke letter hebt geleerd, kunt je elk woord spellen, evenals iedereen begrijpen die met je probeert te communiceren via vinger-spelling. Hierna volgen de tekens, evenals enkele richtlijnen voor vinger-spelling etiquette en een goede uitvoering ervan.
Stappen
Met uitzondering van de 'G', 'C', 'O' en 'H', is je handpalm naar de persoon gericht met wie je praat.
-
A : Maak een vuist en verplaats je duim naar de zijkant van je hand.
-
B : Strek je vingers en naast elkaar en buig vervolgens je duim over je palm.
-
C : Krul je hand, zodat die eruitziet als een omgekeerde 'C'.
-
D : Raak je duim met elke vinger behalve je wijsvinger, die recht omhoog wijst.
-
E : Beginnen met een 'B' hand. Buig je vier vingers naar beneden zodat je vingertoppen net je duim raken. Zorg ervoor dat je ze intrekt, zodat het niet op een 'O' gaat lijken. (Het is geen klauw).
-
F : Plaats je wijsvinger tegen je duim en strek de rest van je vingers omhoog -- samengetrokken. Dit wordt vaak verward met 'D', die het tegenovergestelde is.
-
G : Steek je duim en wijsvinger naar buiten, ongeveer een centimeter uit elkaar en zijwaarts. Je handpalm is naar jezelf gericht.
-
H : Maak een 'G' en strek je middelvinger uit naast je wijsvinger. Je handpalm is naar jezelf gekeerd.
-
I : Strek je pink recht omhoog.
-
J : Strek je pink omhoog en draai naar binnen in de vorm van een 'J'.
-
K : Strek je midden- en wijsvinger omhoog en plaats je duim op je wijsvinger.
-
L : Maak een 'L' met je duim en wijsvinger.
-
M : Wijs je wijsvinger, middelvinger en ringvinger naar voren. Plaats je duim eronder.
-
N' : Wijs je wijsvinger en middelvinger naar voren. Plaats je duim eronder.
-
O : Maak een 'O' met je vingers.
-
P : Maak een naar beneden wijzende 'K', maar met je duim op je middelvinger.
-
Q : Maak een naar beneden wijzende 'G'. Je twee vingertoppen moeten elkaar bijna raken.
-
R : Kruis je middelvinger over je wijsvinger.
-
S . Maak een vuist en zet je duim bovenop je vingers. Dit wordt vaak verward met een 'A', dus besteed zo zorgvuldig mogelijk aandacht aan de positie van de duim.
-
T : Maak een vuist en plaats je duim tussen je middelvinger en wijsvinger.
-
U : Wijs met je middelvinger en wijsvinger naar boven.
-
V : Maak een vredesteken.
-
W : Maak een vredesteken en strek je ringvinger ernaast – allemaal uitgewaaierd.
-
X : Maak een vuist en strek je wijsvinger omhoog, gekruld.
-
Y : Strek je pink en duim naar buiten.
-
Z ": Maak een 'Z' in de lucht met je wijsvinger, zoals je die zou schrijven.Advertentie
Tips
- Oefen dit een tijd lang dagelijks en ga vervolgens verder met het leren van de daadwerkelijke tekens voor woorden.
- Wanneer je dit voor het eerst leert, doe je dit in blokken (zoals A, B, C, D, E) en oefen je ze de hele dag. De volgende dag neem je een ander blok (ditmaal F, G, H, I, J) en voeg je dit toe aan het blok van de vorige dag.
- Print deze PDF met alle tekens op een pagina, aangezien dit je kan helpen als je een letter of twee vergeet.
- Als je een teken niet met je handpalm naar een andere persoon gericht kunt maken, pas je lichaamshouding dan aan om dit wel mogelijk te maken.
- Het is noodzakelijk om dove mensen te ontmoeten en in gebarentaal te spreken, om een gevoel te krijgen voor hoe zij vinger-spellen en in gebarentaal spreken. Door interactie kun je gemakkelijker het 'accent' of 'dialect' van je omgeving leren. Afhankelijk van waar je bent in de VS, kunnen verschillende tekens verschillende vormen hebben.
- In Duitsland, Oostenrijk, Noorwegen en Finland is de 'T' als een 'G', met de duim over de eerste knokkel van de wijsvinger geplaatst. De Duitse Ä, Ö, Ü en ß worden gemaakt als A, O, U, en S maar met een neerwaartse beweging, terwijl de SCH een gestrekte hand is (de palm naar voren). In het Noors en Fins worden de letters Ä, Å, Ö, Ø afgeleid door het bewegen van A en O (in het geval van de Å, in een kleine, cirkelvormige beweging), en wordt de Æ met een gestrekte hand gemaakt.