PDF download Pdf downloaden PDF download Pdf downloaden

Redekundig ontleden is een van die lastige onderdelen van de Nederlandse grammatica waar velen al op vroege leeftijd in hun schoolcarrière mee geconfronteerd worden. Voor een diepgaander begrip van de taal is het echter van groot belang om dit met enig gemak te kunnen doen. Hiervoor moet je eerst begrijpen wat redekundig ontleden nu eigenlijk inhoudt en welke begrippen van belang zijn bij het redekundig ontleden. Hieronder lees je bij elk begrip een of meer voorbeelden van zinnen waarin je deze kennis kunt toepassen. Wil je leren hoe je zinnen redekundig kunt ontleden, lees dan verder.

Deel 1
Deel 1 van 2:

De definitie van zinsontleding leren

PDF download Pdf downloaden
  1. 1
    Leer de definitie van redekundig ontleden begrijpen. Redekundig ontleden is het verdelen van zinnen in zinsdelen. Deze vorm van ontleden heet ook wel 'zinsontleden', omdat hierbij de aandacht gericht is op de functie van de zinsdelen, ofwel groepen woorden die binnen een langere zin een korte zin vormen, en betekenis hebben.
  2. 2
    Begrijp wat zinsdelen zijn. Zinnen kun je opsplitsen in zinsdelen. Dit zijn woorden of woordgroepen die bij elkaar horen en een bepaalde functie hebben in de zin, en daarmee bijdragen aan de betekenis van die zin. We noemen dit redekundig ontleden, niet te verwarren met taalkundig ontleden, ofwel het benoemen van de woordsoorten van een zin.
    • Wil je meer weten over taalkundig ontleden, zoek dan meer informatie over dit onderwerp op wikiHow.
  3. 3
    Leer redekundig ontleden. Voor het redekundig ontleden, het onderverdelen van een zin in een aantal zinsdelen, zal je gebruik moeten maken van enkele grammaticale begrippen. Centraal hierbij staan de persoonsvorm en het gezegde, het onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
    • Deze kennis is niet alleen voor het Nederlands van belang, maar zeker ook voor het leren van andere talen.
    Advertentie
Deel 2
Deel 2 van 2:

De begrippen van het redekundig ontleden leren

PDF download Pdf downloaden
  1. 1
    Leer de verschillende termen van het redekundig ontleden. Bij het redekundig ontleden krijgen we te maken met een groot aantal grammaticale termen, die zo goed mogelijk uit het hoofd geleerd moeten worden om er snel mee te kunnen werken. Het gaat om de volgende redekundige termen.
  2. 2
    Zoek de persoonsvorm. Dit zinsdeel is altijd een werkwoord. Een beproefde manier om hem te vinden is door tijd waarin de zin staat te veranderen. Het werkwoord, en daarmee de persoonsvorm, zal dan mee veranderen. Een andere manier is om de zin vragend te maken. De persoonsvorm zal dan vooraan in de zin komen te staan. De persoonsvorm is vaak een onderdeel van het gezegde.
    • Voorbeeld: 'Piet kan de grote boomstam optillen'. De verleden tijd is 'Piet kon de grote boomstam optillen'. Maken we de zin vragend, dan wordt hij 'Kan Piet de grote boomstam optillen? Het onderwerp is dus 'kan'.
  3. 3
    Zoek het werkwoordelijk gezegde. Dit zinsdeel geeft aan wat voor dingen er gebeuren in de zin. Dit is gelijk aan de persoonsvorm, als er verder geen werkwoordsvormen in de zin voorkomen. Zijn er wel meer werkwoordsvormen in de zin, dan horen die ook bij het werkwoordelijk gezegde.
    • Voorbeeld: 'Piet kan de grote boomstam optillen'. Hierbij is de persoonsvorm 'kan' en is het werkwoordelijk gezegde 'kan optillen'.
  4. 4
    Zoek het naamwoordelijk gezegde. De naam zegt het al: in een naamwoordelijk gezegde komt een naamwoord voor (een zelfstandige naamwoord, bijvoeglijke naamwoord of persoonlijke voornaamwoord). Het lastige van dit begrip is wat nu precies het naamwoordelijk deel van het gezegde is. Het werkwoordelijk deel is eenvoudig genoeg, dat is gewoon het belangrijkste werkwoord en moet een koppelwerkwoord zijn (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen). Het naamwoordelijk deel van het gezegde beschrijft vervolgens een eigenschap van het onderwerp van de zin. Het naamwoordelijk deel is dan, samen met het koppelwerkwoord, het naamwoordelijk gezegde.
    • Voorbeeld: 'De man is erg vreemd'. Het woord 'is' dient als koppelwerkwoord (van 'zijn') en is daarmee het werkwoordelijk deel, de woorden 'erg vreemd' is het naamwoordelijk zinsdeel. Samen vormen ze het naamwoordelijk gezegde: 'is erg vreemd'.
  5. 5
    Zoek het onderwerp. Het onderwerp is een zinsdeel waarmee wordt aangegeven wie of wat iets doet, of in welke situatie die of dat zich bevindt. We kunnen het onderwerp vinden met behulp van het werkwoordelijk gezegde (door er een vraag van te maken), of door het enkelvoud of meervoud van de persoonsvorm te wijzigen.
    • Voorbeeld 1: 'Die morgen liep de man langs de Seine'. Wie liep? De man. Dus is 'de man' hier het onderwerp.
    • Voorbeeld 2: 'Die morgen liep de man langs de Seine'. We veranderen 'liep' in 'lopen'? De zin wordt dan: Die morgen lopen de man langs de Seine. Hierbij moet 'de man' ook in het meervoud gezet worden om de zin kloppend te maken, en dus is 'de man' het onderwerp van de zin.
  6. 6
    Zoek het lijdend voorwerp. Het lijdend voorwerp is het zinsdeel waarmee wordt aangegeven wie of wat de actie in de zin ondergaat. Je kunt dit vinden door, net zoals bij het onderwerp, een vraag te stellen. Alleen dit keer vraag je niet wie/wat met alleen het werkwoordelijk gezegde erachter, maar ook met het onderwerp als vraag.
    • Voorbeeld: 'Elke dag bijt de hond de postbode'. Het werkwoordelijk gezegde is hier 'bijt' en het onderwerp is 'de hond'. Nu vraag je dus: wat/wie bijt de hond? De postbode. Dus is 'de postbode' het lijdend voorwerp van deze zin.
  7. 7
    Zoek het meewerkend voorwerp. Het meewerken voorwerp geeft aan wie of wat betrokken is bij een handeling. [1] Om het meewerkend voorwerp te herkennen stellen we weer een vraag, ditmaal met 'aan' of 'voor'. Dit is een snelle proef, die niet altijd werkt. Voor de zekerheid vorm je de vraag als volgt: aan (of voor) wie (of wat) + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp.
    • Voorbeeld: Pieter gaf de bal aan zijn medespeler. Het meewerkend voorwerp vind je dan door de vraag te stellen: Aan wie gaf (gezegde) Pieter (onderwerp) de bal (lijdend voorwerp)? Aan 'zijn medespeler' Dus is 'zijn medespeler' hier het meewerkend voorwerp.
  8. 8
    Oefen tot je het kunt. Met de voorgaande begrippen en voorbeelden heb je alle kennis en gereedschappen in huis om steeds beter te worden in zinsontleding. Dit is een vaardigheid die je moet oefenen, dus het alleen maar doornemen van dit artikel volstaat niet -- je zult aan de slag moeten gaan met opgaven of zelf zinnen kiezen om redekundig te ontleden. Dan gaat het zeker lukken!
    Advertentie

Tips

  • Onthoud dat je bij het redekundig ontleden zinsdelen en de functie van woorden benoemt binnen die onderdelen van een zin. Het taalkundig ontleden zegt iets over de woorden zelf, ook zonder dat je ze in een zin plaatst.
Advertentie

Waarschuwingen

  • Het is gemakkelijk om in de war te raken. Neem de termen goed door en oefen dit regelmatig om fouten te voorkomen (zoals denken dat een werkwoord een term is die bij het redekundig ontleden hoort in plaats van het taalkundig ontleden).
Advertentie

Benodigdheden

  • Pen
  • Papier

Bronnen

  1. Houët H. (2008) Grammatica Nederlands (14e druk), Houten: Prisma

Over dit artikel

Deze pagina is 1.610 keer bekeken.

Was dit artikel nuttig?

Advertentie