Breien

Bij het opzetten voeg je meer van deze steken toe op de naald. Er zijn veel manieren om op te zetten, maar de hier afgebeelde enkele methode is perfect voor beginners, omdat hij erg eenvoudig is. Zo kun je snel beginnen met breien.

1. {"smallUrl":"https:\/\/www.wikihow.com\/images_en\/thumb\/0\/05\/Knit-Step-7-Version-6.jpg\/v4-460px-Knit-Step-7-Version-6.jpg","bigUrl":"https:\/\/www.wikihow.com\/images\/thumb\/0\/05\/Knit-Step-7-Version-6.jpg\/v4-728px-Knit-Step-7-Version-6.jpg","smallWidth":460,"smallHeight":259,"bigWidth":728,"bigHeight":410,"licensing":"<div class=\"mw-parser-output\"><\/div>"}
   1
   Houd de naald met de opzetsteek in je rechterhand.
2. 
   2
   Wikkel je werkgaren, het garen dat aan de bol vast zit, achter je linkerhand langs en vervolgens over je handpalm. Het andere einde van het garen, het “staartje”, heeft nu nog geen functie.
3. 
   3
   Steek de breinaald onder het garen langs, dat op je handpalm ligt.
4. 
   4
   Trek je hand weg van het garen. Er zou nu een lus om je breinaald gevormd moeten zijn.
5. 
   5
   Maak de lus strakker door aan je werkgaren te trekken. Je hebt je eerste steek opgezet!
6. 
   6
   Herhaal deze stap net zolang totdat je genoeg steken op je naald hebt. Iedere keer dat je deze stap herhaalt, maak je een nieuwe steek. De opzetsteek uit de eerste stap telt als eerste steek en iedere lus die je toevoegt, telt als extra steek. Zorg ervoor dat de lussen er allemaal hetzelfde uitzien. Het is belangrijk dat ze niet gedraaid op de naald komen, dat zou heel lastig breien zijn. Zorg er ook voor dat je lussen niet te strak om de naald zitten. Ook dit is heel lastig tijdens het breien.
   Advertentie

Er zijn een hoop soorten steken die je kunt gebruiken tijdens het breien. De rechte breisteek is een van de vele steken die er bestaan. Je zou bijvoorbeeld ook averecht kunnen breien, maar laten we voor nu beginnen met de rechte breisteek.

1. 
   1
   Houd de naald met de steken erop in je linkerhand en de naald zonder steken in je rechterhand. Je kunt eventueel wat werkgaren om de middelvinger van je rechterhand wikkelen. Dit zorgt ervoor dat het garen aan de achterkant van je breiwerk blijft.
2. 
   2
   Steek de lege naald onderin de voorkant van de eerste lus (de lus die het dichtst bij de punt van de naald is), en duw hem verder. De rechternaald is nu achter de linkernaald geplaatst.
3. 
   3
   Zorg ervoor dat het werkgaren, het garen dat aan de bol vastzit, achter je breiwerk blijft.
4. 
   4
   Neem je werkgaren en wikkel het tegen de klok in om de rechternaald heen. Haal de draad hierbij van achteren naar voren.
5. 
   5
   Kijk tussen je twee naalden. Je ziet dan twee gaten die worden gescheiden door de draad in het midden.

   • Beweeg de rechternaald naar boven en beneden en plaats hem zo boven het linkergat.
6. 
   6
   Steek de rechternaald door het linkergat, zodat hij vóór de linkernaald uitkomt. Doe dit langzaam, zodat je lus niet van de naald afglijdt.

   • Als je niet van bovenaf naar de naalden kijkt, maar vanaf de voorkant, ziet het proces er iets anders uit. Trek de rechternaald langzaam uit de lus. Zorg er daarbij voor dat de draad die je net om de naald gewikkeld hebt er niet afglijdt. Om te voorkomen dat de lus er af glijdt, kun je de draad strak trekken zodat de lus strak om de naald blijft zitten.
   • Als de punt van de naald bijna helemaal uit de lus verwijderd is, draai je de punt naar je toe. Hierbij neem je de draad die om de naald gewikkeld is mee.
   • Wat je hierbij in feite doet, is een lus door de steek halen. De lus die je nu op de tweede naald gecreëerd hebt, is een nieuwe steek die de oude vervangt.
7. 
   7
   Nu je een nieuwe steek gemaakt hebt, kun je de oude af laten glijden. Houd de andere lussen op de linkernaald vast met je linkerhand. Trek de rechternaald voorzichtig weg van de linkernaald. Daarmee laat je de laatste lus (de oude steek) van de linkernaald afglijden. Als je nu een steek met een knoop ziet op je rechternaald, heb je het goed gedaan. (Als je dit niet ziet, haal de steek dan los, zet een extra steek op en probeer het opnieuw.)
8. 
   8
   Herhaal deze steek totdat je alle steken van de naald gebreid hebt. Alle steken zijn dan verplaatst naar de andere naald.
9. 
   9
   Wissel de naalden. Verplaats de naald met de steken erop naar je linkerhand. Verplaats de lege naald naar je rechterhand. Zorg ervoor dat alle lussen er hetzelfde uitzien en dat je breiwerk nu aan de linkerkant is.
10. 
    10
    Brei nu door. Brei steeds een rij en wissel je naalden na iedere rij om. Als je dit blijft doen, ontstaat er een patroon met de naam “ribbelsteek”.
    Advertentie

Om je breiwerk af te ronden, kant je het af. Bij het afkanten verander je de lussen in een mooie afgewerkte rand.

1. 
   1
   Brei twee steken.
2. 
   2
   Steek je linkernaald in de eerste steek (de meest rechtse steek) van de rechternaald.
3. 
   3
   Til de eerste steek over de tweede steek.
4. 
   4
   Trek de linkernaald terug en houd de gecombineerde steek op de rechternaald.
5. 
   5
   Brei nog een steek en herhaal de stappen totdat er nog maar één steek op de rechternaald over is.
6. 
   6
   Trek de naald uit de laatste lus. Houd de lus in tact.
7. 
   7
   Knip het garen af en laat een stuk van 15 cm aan het breiwerk zitten.
8. 
   8
   Haal het afgeknipte einde door de lus en trek strak. Je kunt het uiteinde nu heel kort afknippen. Voor een professioneler resultaat kun je het uiteinde ook met een naainaald door je zojuist gebreide stof “weven”.
9. 
   9
   Gefeliciteerd! Je hebt je eerste breiwerk gemaakt.
   Advertentie