Pdf downloaden Pdf downloaden

Vectorsnelheid is een functie van de tijd en wordt gedefinieerd door zowel een grootte als een richting. [1] Bij natuurkundeopgaven moet je vaak de beginsnelheid (snelheid en richting) berekenen waarmee een bepaald object zich begon te verplaatsen. Er zijn meerdere vergelijkingen die kunnen worden gebruikt om de beginsnelheid te bepalen. Met de bij een opgave gegeven informatie, kun je bepalen welke vergelijking je moet gebruiken om snel antwoord op de vraag te kunnen geven.

Methode 1
Methode 1 van 4:

Het bepalen van de beginsnelheid met behulp van de eindsnelheid, versnelling en tijd [2]

Pdf downloaden
  1. Om een willekeurig natuurkundeprobleem op te kunnen lossen, moet je weten welke formule je moet gebruiken. Het opschrijven van alle bekende informatie is de eerste stap bij het vinden van de juiste vergelijking. Als je de waarden voor de eindsnelheid, versnelling en tijd hebt gevonden, dan kun je de volgende formule gebruiken:
    • Beginsnelheid: V i = V f - (a x t)
    • Begrijp wat de betekenis is van elk symbool.
      • V i staat voor 'beginsnelheid'
      • V f staat voor 'eindsnelheid'
      • a staat voor 'versnelling'
      • t staat voor 'tijd'
    • Merk op dat deze vergelijking de standaardvergelijking is voor het bepalen van de beginsnelheid.
  2. Zodra je de bekende informatie hebt opgeschreven en de juiste formule hebt bepaald, kun je de waarden voor de juiste variabelen invullen. Het is erg belangrijk om elk probleem zorgvuldig op te zetten en elke stap van het proces te noteren.
    • Als je een fout maakt, dan kun je die gemakkelijk opsporen door al je eerdere stappen te doorlopen.
  3. Wanneer alle waarden correct ingevuld zijn, pas dan de juiste volgorde van bewerkingen toe om het probleem op te lossen. Gebruik indien toegestaan een rekenmachine om rekenfouten te voorkomen.
    • Bijvoorbeeld: een object versnelt gedurende 12 seconden in oostelijke richting, met een snelheid van 10 m/s¬¬2 tot de definitieve snelheid van 200 m/s wordt bereikt. Geef de beginsnelheid van het object.
      • Noteer de bekende informatie:
      • V i = ?, V f = 200 m/s, a = 10 m/s 2 , t = 12 s
    • Vermenigvuldig de versnelling en de tijd. a x t = 10 x 12 =120
    • Trek het product af van de eindsnelheid. V i = V f – (a x t) = 200 – 120 = 80 V i = 80 m/s, Oost.
    • Schrijf je antwoord in de juiste vorm op. Houd rekening met de eenheid, meestal meter per seconde of m/s , evenals de richting van het object (omdat het hierbij gaat om de vectorsnelheid). Zonder informatie over de richting, heb je alleen maar een meting van de snelheid, in plaats van de vectorsnelheid (Engels: velocity).
    Advertentie
Methode 2
Methode 2 van 4:

Bepaal de beginsnelheid met behulp van de afstand, tijd en versnelling [3]

Pdf downloaden
  1. Om een willekeurig natuurkundeprobleem op te kunnen lossen, moet je weten welke formule je moet gebruiken. Het opschrijven van alle bekende informatie is de eerste stap in het vinden van de juiste vergelijking. Als je de waarden voor de afstand, versnelling en tijd hebt gevonden, dan kun je de volgende formule gebruiken:
    • Beginsnelheid: V i = (d / t) - [(a x t) / 2]
    • Begrijp wat de betekenis is van elk symbool.
      • V i staat voor 'beginsnelheid'
      • d staat voor 'afstand'
      • a staat voor 'versnelling'
      • t staat voor 'tijd'
  2. Zodra je de bekende informatie hebt opgeschreven en de juiste formule hebt bepaald, kun je de waarden voor de juiste variabelen invullen. Het is erg belangrijk om elk probleem zorgvuldig op te zetten en elke stap van het proces te noteren.
    • Als je een fout maakt, dan is die gemakkelijk op te sporen door al je eerdere stappen te doorlopen.
  3. Wanneer alle waarden correct zijn ingevuld, pas dan de juiste volgorde van bewerkingen toe om het probleem op te lossen. Als dit mag, gebruik dan een rekenmachine om rekenfouten te voorkomen.
    • Bijvoorbeeld: Een object versnelt 30 seconden met 7 m/s2 in westelijke richting over een afstand van 150 meter. Bereken de beginsnelheid van dat object.
      • Noteer de bekende gegevens:
      • V i = ?, d = 150 m, a = 7 m/s 2 , t = 30 s
    • Vermenigvuldig de versnelling met de tijd. a x t = 7 *30 = 210
    • Deel het product door twee. (a x t) / 2 = 210 / 2 = 105
    • Deel de afstand door de tijd. d / t = 150 / 30 = 5
    • Trek de eerste breuk af van de tweede breuk. V i = (d / t) - [(a x t) / 2] = 5 – 105 = -100 V i = -100 m/s, naar het Westen
    • Noteer je antwoord in de juiste vorm. Houd rekening met de eenheid, meestal meter per seconde of ‘‘m/s’’, evenals de richting van het object (omdat het hierbij gaat om de vectorsnelheid). Zonder informatie over de richting, heb je alleen maar een meting van de snelheid, in plaats van de vectorsnelheid (Engels: velocity).
    Advertentie
Methode 3
Methode 3 van 4:

Het bepalen van de beginsnelheid met behulp van de eindsnelheid, versnelling en afstand [4]

Pdf downloaden
  1. Om een willekeurig natuurkundeprobleem op te kunnen lossen, moet je weten welke formule je moet gebruiken. Het opschrijven van alle bekende informatie is de eerste stap bij het vinden van de juiste vergelijking. Als de waarden voor de eindsnelheid, versnelling en afstand zijn gegeven, dan kun je de volgende formule gebruiken:
    • Beginsnelheid: V i = √ [V f 2 - (2 x a x d)]
    • Begrijp wat de betekenis is van elk symbool.
      • V i staat voor 'beginsnelheid'
      • V f staat voor 'eindsnelheid'
      • a staat voor 'versnelling'
      • d staat voor 'afstand'
  2. Zodra je de bekende informatie hebt opgeschreven en de juiste formule hebt bepaald, kun je de waarden voor de juiste variabelen invullen. Het is erg belangrijk om elk probleem zorgvuldig op te zetten en elke stap van het proces te noteren.
    • Als je een fout maakt, dan is die gemakkelijk op te sporen door al je eerdere stappen te doorlopen.
  3. Wanneer alle waarden correct ingevuld zijn, pas dan de juiste volgorde van bewerkingen toe om het probleem op te lossen. Als dit mag, gebruik dan een rekenmachine om rekenfouten te voorkomen.
    • Bijvoorbeeld: Een object die versnelt in noordelijke richting met 5 m/s2 over een afstand van 10 meter, heeft een eindsnelheid van 12 m/s. Bereken de beginsnelheid van het object.
      • Noteer de bekende gegevens:
      • V i = ?, V f = 12 m/s, a = 5 m/s 2 , d = 10 m
    • Kwadrateer de eindsnelheid. V f 2 = 12 2 = 144
    • Vermenigvuldig de versnelling met de afstand en doe dat maal twee. 2 x a x d = 2 x 5 x 10 = 100
    • Trek het product van deze berekening, af van het vorige product. V f 2 - (2 x a x d) = 144 – 100 = 44
    • Bereken de vierkantswortel van je antwoord. = √ [V f 2 - (2 x a x d)] = √44 = 6.633 V i = 6.633 m/s, naar het Noorden.
    • Schrijf je antwoord in de juiste vorm op. Houd rekening met de eenheid, meestal meter per seconde of ‘‘m/s’’, evenals de richting van het object (omdat het hierbij gaat om de vectorsnelheid). Zonder informatie over de richting, heb je alleen maar een meting van de snelheid, in plaats van de vectorsnelheid (Engels: velocity).
    Advertentie
Methode 4
Methode 4 van 4:

Het bepalen van de beginsnelheid met behulp van de eindsnelheid, tijd en afstand [5]

Pdf downloaden
  1. Om een willekeurig natuurkundeprobleem op te kunnen lossen, moet je weten welke formule je moet gebruiken. Het opschrijven van alle bekende informatie is de eerste stap bij het vinden van de juiste formule. Als de waarden voor de eindsnelheid, afstand en tijd bekend zijn, dan kun je de volgende formule gebruiken:
    • Beginsnelheid: V i = 2(d/t) - V f
    • Begrijp wat de betekenis is van elk symbool.
      • V i staat voor 'beginsnelheid'
      • V f staat voor 'eindsnelheid'
      • t staat voor 'tijd'
      • d staat voor 'afstand'
  2. Zodra je de bekende informatie hebt opgeschreven en de juiste formule hebt bepaald, kun je de waarden voor de juiste variabelen invullen. Het is erg belangrijk om elk probleem zorgvuldig op te zetten en elke stap van het proces te noteren.
    • Als je een fout maakt, dan kun je die gemakkelijk opsporen door al je eerdere stappen te doorlopen.
  3. Wanneer alle waarden correct ingevuld zijn, pas dan de juiste volgorde van bewerkingen toe om het probleem op te lossen. Als dit mag, gebruik dan een rekenmachine om rekenfouten te voorkomen.
    • Bijvoorbeeld: Een object heeft een eindsnelheid van 3 m/s naar het Zuiden, en gedurende 15 seconden wordt er een afstand afgelegd van 45 meter. Bereken de beginsnelheid van het object.
      • Noteer de bekende gegevens:
      • V i = ?, V f = 3 m/s, t = 15 s, d = 45 m
    • Deel de afstand door de tijd. (d/t) = (45/15) = 3
    • Vermenigvuldig de waarde met twee. 2 (d/t) = 2 (45/15) = 6
    • Trek de eindsnelheid af van het product. 2(d/t) - V f = 6 - 3 = 3 V i = 3 m/s, naar het Zuiden.
    • Schrijf je antwoord in de juiste vorm op. Houd rekening met de eenheid, meestal meter per seconde of ‘‘m/s’’, evenals de richting van het object (omdat het hierbij gaat om de vectorsnelheid). Zonder informatie over de richting, heb je alleen maar een meting van de snelheid, in plaats van de vectorsnelheid (Engels: velocity).
    Advertentie

Benodigdheden

  • Potlood
  • Papier
  • Rekenmachine (optioneel)

Over dit artikel

Deze pagina is 10.387 keer bekeken.

Was dit artikel nuttig?

Advertentie